KCO viert vurig Bernstein-festijn
Het energiegehalte van de Bernstein-hommage bij de Robeco SummerNights lag vrijdag 7 juli bijzonder hoog. Specialist John Wilson zweepte het eerbiedwaardige Koninklijk Concertgebouworkest op tot zinderende hoogtes. Te midden van drie frisse musicalsterren bewees veterane Kim Criswell dat haar vulkanische vocale persoonlijkheid allerminst is uitgeblust.
De Robeco SummerNights nam in het Concertgebouw alvast een voorschot op het Bernstein-jaar 2018, wanneer men wereldwijd de honderdste geboortedag viert van één van de grootste muzikale persoonlijkheden uit de twintigste eeuw. De prestaties van Leonard Bernstein (1918-1990) als dirigent en componist kunnen nauwelijks worden overschat, evenmin als zijn rol als bruggenbouwer tussen ‘hoge’ en ‘lage’ kunst en tussen insiders en het grote publiek door middel van zijn vele educatieve activiteiten.
Het programma The best of Bernstein concentreerde zich op zijn theater- en filmcomposities en toonde hoe grenzeloos Bernsteins creativiteit was: van vier nummers op het programma schreef hij zelf de geestige teksten! Zoals ‘I Can Cook Too’ uit Bernsteins eerste musical On the Town (1944), waarin de rondborstige taxichauffeur Hildy op pikante wijze haar kookkunsten aanprijst. Mede door het brutaal schallende koper spetterde Kim Criswells vertolking letterlijk en figuurlijk de pan uit.
Spijtig dat boventiteling ontbrak, maar Criswells heldere dictie deed alle kwinkslagen doel treffen, zeker ook in het sarcastische ‘One Hundred Easy Ways to Lose a Man’ uit Wonderful Town (1953). Geschreven voor actrice Rosalind Russel vraagt dit nummer allerminst om belcanto, iets wat Criswell onderstreepte met schaamteloos ronkende borststem. Deze ‘touch of vulgarity’ beheerst ze als weinig anderen en heeft haar fraaie sopraanhoogte kennelijk geen schade berokkend.
De ‘town’ betreft in beide gevallen natuurlijk ‘New York, New York’, het nummer waarmee tenor Julian Ovenden en bariton Nadim Naaman openden. In feite ontliepen hun timbres elkaar niet veel; zulke labels zeggen weinig in de musicalwereld. De keerzijde van de metropool belichtte Naaman in ‘Lonely Town’, warm-droevig, maar wellicht te bescheiden vertolkt. Naaman zag het levenslicht vier jaar na Criswells Broadway-debuut, dus tijd genoeg om zijn vocale vleugels nog verder uit te slaan.
Een grimmiger beeld van de Big Apple schetst vakbondsdrama On the Waterfront, waarvoor Bernstein zijn eerste en direct laatste filmscore schreef. Het beviel hem niet hoe Marlon Brando door zijn noten mompelde… De eruit gedestilleerde concertsuite was ‘gefundenes fressen’ voor het orkest, van de gewaagde opening voor solohoorn tot de brede symfonische climax, steeds gekleurd met jazzinvloeden. Mijn speciale aandacht trokken de vlijmscherpe paukenisten, aan wie innovator Bernstein een fuga toebedeelde (!), en fluittovenares Emily Beynon in het smachtende liefdesthema.
Zoals het een toporkest betaamt, overtuigde het Concertgebouworkest na slechts enkele repetities volledig in zowel de ouverture van Candide als de dansen (inclusief mambokreten) uit West Side Story, toch geen gebruikelijke kost voor het ensemble. Maar dirigent John Wilson, die vele triomfen vierde met zijn eigen ensemble, weet wat hij doet: als 16-jarige dirigeerde hij al de swingende volksmusical, door Bernstein vrijwel gelijktijdig gecomponeerd met het elegante, operateske Candide.
Bernstein was een stilistische kameleon, door hemzelf treffend uitgedrukt met de woorden van ‘I Am Easily Assimilated’. Kim Criswell zette dit nummer uit Candide lekker vet aan. Haar serieuze kant toonde ze met ‘Take Care of This House’, uit de faliekant geflopte musical 1600 Pennsylvania Avenue (1976). Inderdaad het adres van het Witte Huis, en de waarschuwing zuinig te zijn op dit symbool van hoop is hoogst actueel, in het licht van de huidige bewoner.
De Britse Scarlett Strallen beleefde haar grote doorbraak als Mary Poppins, wellicht een verklaring voor haar in mijn oren iets te keurige bijdragen voor de pauze. In ‘Glitter and Be Gay’ uit Candide was ze echter volledig op haar plek als Cunegonde, gevangen in haar gouden kooi. Een ‘echte’ coloratuursopraan zou de duizelingwekkende roulades misschien gaver afwerken, maar Strallens tragikomische portret was onweerstaanbaar. Bovendien plukte ze de hoge noten net zo makkelijk uit de lucht als de parelsnoeren uit haar decolleté, tot hilariteit van het massaal opgekomen publiek.
Een onwetende zou in Julian Ovenden nooit één van Lady Mary’s aanbidders uit tv-serie Downton Abbey herkennen. Deze veelzijdige Britse zanger-acteur heeft een geloofwaardige Amerikaanse ‘knauw’ in zijn donkergloeiende tenorstem, waarmee hij het onsterfelijke ‘Maria’ groots en meeslepend aanpakte. Maar een prachtig wegstervende slotnoot toonde ook aandacht voor de beschroomdheid van Tony’s kalverliefde.
Mijn persoonlijke hoogtepunt was de scène uit Trouble in Tahiti (muziek én tekst van Bernstein), waarin een verveelde huisvrouw zich tegen haar wil laat meeslepen door een exotische B-film. Kim Criswells kostelijke imitatie van opgewonden inboorlingen zou tegenwoordig niet meer door de politiek correcte ballotagecommissie komen.
Onder de toegiften was het afscheidsensemble uit On the Town met de vergenoegd terugblikkende woorden ‘Oh well, we’ll catch up some other time’. Wellicht een schrale troost voor de zich verbijtende thuisblijvers? Ik houd me in ieder geval aanbevolen voor weer zo’n adrenalinestoot, die na afloop een hoogbejaarde bezoeker bij de bushalte nog deed nastuiteren.