Drie dagen New York: diva’s in topvorm
In New York is het goed toeven voor operaliefhebbers. Mordechai Aranowicz zat in de laatste week van het seizoen van de Metropolitan Opera drie avonden achtereen in Lincoln Center en vergaapte zich aan Joyce DiDonato, Anna Netrebko en Aylin Pérez in respectievelijk Cendrillon, Tosca en Roméo et Juliette.
DiDonato in topvorm
Jules Massenets zelden gespeelde operaversie van het sprookje van Assepoester was half april voor het allereerst bij de Metropolitan Opera te zien. Het huis haalde voor de gelegenheid de succesvolle enscenering van Laurent Pelly naar New York. Eerder was die productie in onder meer Santa Fe en Londen te zien.
Pelly’s sfeervolle regie hield de hele voorstelling door het sprookjesachtige, enigszins sentimentele karakter van de opera vast en strooide daar talrijke grappige en intelligente vondsten doorheen, zonder in goedkope slapstick te vervallen. Een groot plezier voor jong en oud.
Het eenvoudige decor van Barbara de Limburg bestond uit verschuifbare witte wanden, waarop de Franse sprookjestekst van Charles Perrault te lezen was. Dankzij de virtuoze inzet van de toneeltechniek kon dit framework voortdurend omgevormd worden. In de balscène onstond zo een groots, weelderig toneelbeeld.
De fantasierijke, catwalkwaardige kostuums, door de regisseur zelf ontworpen, droegen volop bij aan de enscenering. Hun absurditeit leverde telkens weer gelach en applaus op. Zo ook bij de entree van titelrolvertolkster Joyce DiDonato, voor wie deze productie gemaakt werd.
De sterzangeres was in topvorm. Ze liet haar warme en kleurrijke stem direct in de entreearia ‘Reste au foyer, petit grillon’ in al haar schakeringen fonkelen. Een ware vreugde. De mezzosopraan harmonieerde ook uitmuntend met Alice Coote, die met softe en tegelijk androgyne alt gestalte gaf aan ‘Le prince charmant’.
Voor een ware show zorgde Stephanie Blythe als stiefmoeder Madame de la Haltière. Ze gooide haar forse lichaamsomvang flirtend in de strijd en werd daarbij volop ondersteund door de hilarisch overdrijvende stiefzusjes Noémie (Ying Fang) en Dorothée (Maya Lahyani).
Kathleen Kim wist als de goede fee muzikaal te betoveren met haar moeiteloos beheerste, kraakheldere coloratuursopraan. Laurent Naouri overtuigde met zijn gecultiveerde bas-bariton in de korte rol van Cendrillons vader Pandolfe
Jules Massenets deels zeer gevoelige, deels feestelijke muziek was in veilige handen bij Bertrand de Billy. Hij en het fabuleuze Met-orkest ontvingen samen met de solisten grote lof.
Groots roldebuut van Netrebko
Bertrand de Billy stond ook op de volgende avond op de bok tijdens Giacomo Puccini’s opera Tosca. Het huis was volledig uitverkocht. Niet zonder reden: deze serie van zes voorstellingen markeerde het roldebuut van Anna Netrebko als Tosca.
De Billy bewees ook in Tosca dat hij het orkest kleurrijk en ‘zangersvriendelijk’ kon leiden, zonder daarbij de bij dit werk zo essentiële spanningsbogen uit het oog te verliezen. Pas aan het begin van de derde akte, als Puccini op meesterlijke wijze het ochtendgloren in Rome schildert, had ik iets meer ingeleefde italianità gewenst.
Anna Netrebko had deze prachtige nieuwe enscenering van Sir David McVicar – sinds afgelopen oudejaarsdag op het repertoire van de Met – uitgezocht voor haar bejubelde roldebuut. De grote zangeres kreeg al bij haar offstage gezongen eerste woorden stormachtig applaus. Geen voorbarige lof: ze zong op de toppen van haar kunnen.
Netrebko lijkt met Tosca een rol gevonden te hebben die in alle opzichten bij haar donkergekleurde stem past. Iedere noot gaf ze een diepere betekenis en haar spel gloeide van liefde, angst, passie en vertwijfeling. Het beroemde ‘Vissi d’arte’ en aansluitende ‘Vedi, le man giunte io stendo a te’ werden door het publiek in ademloze stilte gevolgd. Een moment dat je zelden beleeft.
Tosca’s geliefde Mario Cavaradossi werd gezongen door de Oezbeekse tenor Najmiddin Mavlyanov, die zijn debuut bij de Met maakte. De sympathieke zanger maakte van meet af aan indruk met zijn heldere, technisch perfect gecontroleerde tenor, die prachtig met Netrebko’s instrument mengde en in de tweede akte uitbrak in machtige ‘Vittoria’-uitroepen. Een excellente vertolking van ‘E lucevan le stelle’ rondde zijn geweldige prestatie af.
Als baddy Scarpia was Željko Lučić te bewonderen. Met een imposant optreden tijdens het Te Deum-koor in de eerste akte (instudering: Donald Palumbo) en in zijn grote scène met Tosca bewees hij waarom alle tophuizen in de wereld hem engageren. Theatraal vond ik zijn portrettering van de sadistische politiechef echter te nobel – hier had de zanger zeker wat brutaler mogen zijn.
De enscenering bood een ideaal raamwerk voor dit muzikale feest, met gigantische, op de oorspronkelijke locaties gebaseerde decors en bijpassende kostuums in empirestijl van John Macfarlane. Vooral het door kaarsen en haardvuur belichte Palazzo Farnese was erg geslaagd.
De personenregie van David McVicar belichtte talloze kleine details, die in veel Tosca-uitvoeringen verloren gaan. Verder hield de regisseur zich op de achtergrond. Voor zangers een perfect klimaat om eigen ideeën over hun karakters in te brengen. Mijns inziens is deze productie een duidelijke verbetering ten opzichte van zijn voorganger, de minder geliefde regie van Luc Bondy.
Sterke Juliette, matige voorstelling
Minder sterk dan Cendrillon en Tosca was de uitvoering van Gounods Roméo et Juliette op 9 mei. Dat lag vooral aan Bartlett Shers enscenering, die na een eerste speelreeks in de Felsenreitschule in Salzburg in 2008 en een tussenstop bij de Scala nu zijn weg naar de Met gevonden had. Wat echter in de Felsenreitschule imponerend uitpakte, verloor in een ‘regulier’ operahuis als de Met zijn werking.
Michael Yeargan had een sombere, monumentale façade van een paleis ontworpen, die het verhaal in Verona plaatste. Voor de scènes in het klooster van Frère Laurent, in de slaapkamer van Juliette en in de graftombe in de slotscène was dat echter een volledig ongeschikte achtergrond. Dat werkte vooral tijdens de intieme momenten van de opera storend, ook omdat de lichtregie weinig ondernam om de atmosfeer in de muziek te spiegelen. Alleen de prachtige, fantasievolle kostuums van Catherine Zuber in achttiende-eeuwse stijl en het gebruik van Venetiaanse carnavalsmaskers zorgden voor enige optische afwisseling.
Met Aylin Pérez was de rol van Juliette uitstekend bezet. Haar sopraan met zilveren timbre was de coloraturen zonder moeite meester en wist de rol ook van de nodige dramatiek te voorzien.
Charles Castronovo liet als Roméo daarentegen veel te wensen over. De zanger beschikt weliswaar over een fraai baritonaal gekleurd instrument, maar hij zong grote delen van de avond geknepen en moest in de hoogte nu en dan flink forceren.
In de vele andere rollen vielen vooral Kwangchul Youn als warm zingende Frère Laurent, Laurent Naouri als in dit geval niet zo’n autoritaire Capulet en Karine Deshayes als de page Stéphano op.
Het Met-orkest werd gedirigeerd door Plácido Domingo, ooit zelf een grote Roméo-vertolker. Zijn gevoelige, zachte directie bood de zangers de ruimte om met Charles Gounods muziek mee te ademen en de prachtige melodieën uit deze opera volop tot hun recht te laten komen.
Opvallend detail tijdens alle drie de avonden: het enthousiaste publiek kreeg amper de kans om de voortreffelijke casts te huldigen. Avond na avond zakte het doek al na een paar minunten applaus, om niet meer open te gaan. Merkwaardig…
Zie voor meer informatie over de producties in New York de website van de Metropolitan Opera.