Maarten Engeltjes zingt verrukkelijke Bach
Een opera schreef hij nooit, al zijn de beide passies weergaloze muziekdrama’s. Maar geen enkele klassiekemuziekliefhebber ontkomt aan Bach. In het Muziekgebouw aan ’t IJ toonde Maarten Engeltjes met PRJCT Amsterdam en gast Emöke Baráth vrijdagavond hoe weldadig toeven het is in de slagschaduw van deze gigant.
Met ‘vergeten aria’s’ deden countertenor Maarten Engeltjes en zijn in 2017 opgerichte ensemble PRJCT Amsterdam een glinsterende greep uit Johann Sebastian Bachs tweehonderd bewaarde cantates. Enkele scherpslijpers denken wellicht: mag dat wel, aria’s uit hun context plukken? Natuurlijk. Wellicht lokt het laagdrempelige format nieuwe bewonderaars naar deze nog steeds te verscholen schatkamer.
Engeltjes bewees meermaals uitstekend raad te weten met de extraverte capriolen van barokke operahelden. Toch keert hij altijd terug tot de rol die zijn eerste liefde Bach zo dikwijls aan de altstem toebedeelt, die van ‘kwetsbare gelovige’. Zijn ingetogen en goudeerlijke geluid is ervoor geknipt en zijn persoonlijkheid stemt blijkbaar overeen. Zo startte hij vrijdagavond bescheiden achteraan naast het orgeltje, alle eer latend aan de veelal jonge musici van PRJCT Amsterdam.
Gelijk in de eerste aria’s klonken soepele solopartijen op jachthobo en violoncello piccolo (een kleine cello met vijfde snaar). De warme gloed van deze bijzondere instrumenten harmonieerde wonderschoon met Engeltjes’ stem. Concertmeester Josef Žák nam het initiatief in een korte, vroege sinfonia, waarin de kleine strijkersploeg zeer nuancerijk spel ontplooide. Mede dankzij de glasheldere akoestiek van het Muziekgebouw meende ik elk individueel instrument te kunnen volgen.
Emöke Baráth opende in ‘Liebster Jesu’ als een (weliswaar allegorisch bedoeld) concreet personage, moeder Maria op zoek naar haar twaalfjarige zoon. Verlangen en verdriet streden om voorrang in Baráths kernachtige sopraan, omzoomd door donker fluweel. De Hongaarse bouwde in korte tijd een fikse reputatie op met operarollen, wat de intense kleurenrijkdom van haar vertolkingen verklaart.
Maar Bach zingen is ook nederigheid tonen: in een koraalaria uit BWV 85 gunde Baráth de spotlights aan twee fantastisch duellerende hobo’s. Toch wisten vrijpostige accenten van de fagot bijna de show te stelen; typerend voor de verfrissende aanpak van PRJCT Amsterdam.
In de sluimeraria ‘Schläfert aller Sorgenkummer’ spon Engeltjes zijdezachte klanken, waarbij ook de allerlaagste noten hun kleur vasthielden. Wat mij betreft een toetssteen voor countertenoren. Scherp afgetekend was het klaarwakkere middendeel met stralende topnoten. Toch is zijn sterkste punt de mildheid, die in het duet ‘Wenn sorgen auf mir dringen’ spannend contrasteerde met de fellere Baráth.
Speurend naar een lijn vond ik, de titels zeggen het al, overwegend kommer. Maar vlak voor de pauze blies Engeltjes alle zorgen weg in de jubelaria ‘Getrost!’ uit BWV 133. De kerstgedachte in het drievoudige bijzinnetje “wie wohl ist mir geschehen” zong hij met prachtig stijgende intensiteit. Na een toch iets zorgelijk gekleurd “Ach” waren de roulades in het da capo zo mogelijk nog feestelijker.
De musici deden nog een schepje bovenop de haast swingende ritmiek
In de tweede avondhelft trad een schaalvergroting op, met de haast symfonische allure van de sinfonia tot BWV 42 en een even weelderige als omvangrijke aria uit dezelfde cantate. Engeltjes hield de aandacht gevangen met fijn geciseleerde versieringen te midden van lange lijnen vol hemelse rust. In het plots sobere middendeel liet het continuo welsprekend van zich horen.
De langzame aria ‘Bete aber’ vulde Bach met een devotie die de meest verstokte atheïst over de streep kan trekken. De continuobas voegde zich vrijdag bijna als volwaardig partner tussen het delicate lijnenspel van traversofluit, cello piccolo en sopraan. Tegenover de zoete bekoring van de instrumentalisten stelde Baráth echter een dwingender toon, onderstrepend dat dit geen intiem gebed, maar een waarschuwende oproep betreft.
Dezelfde aandacht voor details kenmerkte ‘Kommt, ihr angefocht’nen Sünder’, uit Bachs galante latere jaren. De musici deden met subtiele wisselingen in dynamiek en tempo nog een schepje bovenop de haast swingende ritmiek. Maar zonder de vederlichte charme van fluit en pizzicato spelende strijkers te doorbreken, gaf Engeltjes de woorden “ruft und schreit!” hun volle, volumineuze pond.
Dartel en vreugdevol was het duet ‘Herr, du siehst’, hoewel Bach hier een strenge boodschap met nog strengere canonvormen illustreert. Zo wonderbaarlijk is zijn kunst… Het zeer enthousiaste publiek werd beloond met een vergelijkbaar, nog uitgelatener duet uit de Hohe Messe. Bach lijzig of langdradig? Dit betoverende concert was het volmaakte antigif tegen dergelijke waanbeelden.