Karin Strobos: Mahlers waardige Gesellin
Er staat slechts “Für eine Singstimme” bij de vier liederen die Gustav Mahler componeerde onder de titel Lieder eines fahrenden Gesellen. Het zijn doorgaans baritons die ze zingen. Af en toe voegt een mezzosopraan zich bij de zingende gezellen. Zoals Karin Strobos. Bij het Nederlands Kamerorkest is zij te beluisteren als ‘Gesellin’.
Mahler schreef tussen 1883 en 1885 zes gedichten over een heftige liefde die hij koesterde voor “mein Schatz”, teksten in de trant van de Duitse romantiek, vol beelden uit de natuur: “Blümlein blau, verdorre nicht.” Die liefde betrof een zangeres, de coloratuursopraan Johanna Richter. Zij leerden elkaar kennen in het hoftheater te Kassel, waar Mahler in 1883 als tweede dirigent werd aangenomen en waar Johanna lid van het ensemble was.
Van de zes teksten gebruikte Mahler er vier in een beknopte cyclus onder de titel Lieder eines fahrenden Gesellen. Uit het tweede lied blijkt dat de ik-figuur uit het eerste lied de natuur intrekt (“Ging heut’ morgen übers Feld”), maar er is verder geen sprake van een rondtrekkende gezel. Die wordt wel als zodanig aangeduid in het niet becomponeerde gedicht met de regels: “Siehst du den stummen fahrenden Gesellen? Gar einsam und verloren ist sein Pfad.”
Puur geluid
In het eerste lied lijkt het erop dat Mahler zijn Johanna verloor aan een concurrent, want de eerste regel luidt opvallend: “Wenn mein Schatz Hochzeit hat.” Maar Johanna trouwde voor zover bekend nooit. Mahler zette zijn hevige liefdesverdriet (“Ich hab’ ein glühend Messer, ein Messer in meinem Brust”) in een sprookjesachtig decor. De melodische lijn die hij voor die eerste zin (de ‘Hochzeit’) uit zijn pen liet vloeien, zit vol weemoed.
Karin Strobos kleurde dat gedicht met haar pure geluid mooi in. Al klonken de eerste paar regels enigszins schuchter in de matig bezette concertzaal van de Philharmonie in Haarlem. Daar zong zij Mahlers cyclus, begeleid door het Nederlands Kamerorkest in piepkleine bezetting.
Nikolić verkoos uiterste vertragingen en heftige oprispingen
Benut werd een bewerking die Arnold Schönberg maakte voor de door hem opgerichte Verein für musikalische Privataufführungen. Dat was een vereniging in Wenen die zich toelegde op nieuwe muziek. Door gebrek aan geld werden van bestaande werken door Schönberg arrangementen gemaakt. Mahler had zijn pianoliederen naar groot orkest vertaald, maar Schönberg concentreerde de begeleiding tot strijkkwintet, klarinet (zeer belangrijk als kleuring in Mahlers orkestpartij), fluit, piano, harmonium en triangel.
De lichte stem van Strobos paste mooi in deze kamerbezetting, hoewel ze toch niet op kon tegen de instrumentale heftigheid in het derde lied ‘Ich hab ein glühend Messer’. Daar stond tegenover een fris gezongen ‘Ging heut morgen übers Feld’, waarin ze met een tintelende hoogte de “funkelende Sonnenschein” verbeeldde. Als ‘Gesellin’ Mahler waardig, zoals op 22 maart nog te horen is in Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam.
Verboden gedicht
Violist Gordan Nikolić leidde zijn ensemble met passende tempi en kleur. Ter opening speelde het volledig bezette strijkorkest plus harp Mahlers Adagietto uit zijn vijfde symfonie. In feite een instrumentale verklaring van liefde aan zijn vrouw Alma. Nikolić verkoos uiterste vertragingen en heftige oprispingen in de voordracht, spannend, maar wel een beetje te.
Als derde onderdeel een echte Schönberg, diens Verklärte Nacht, een strijksextet. Het Kamerorkest in grote bezetting gaf met vlammende violen een meeslepende lezing van een heftige erotische affaire, verwoord in een destijds verboden gedicht, dat Schönberg als uitgangspunt koos.
En Johanna Richter, hoe liep het met haar af? Zij maakte na Kassel een mooie carrière, die haar onder meer een jaar naar Rotterdam bracht (1886), waar zij verbonden was aan de Hoogduitsche Opera. Zij blonk uit in rollen als de Page in Verdi’s Ballo in maschera en Martha in de gelijknamige opera van Von Flotow. De langste tijd was zij verbonden aan de opera van Danzig, haar geboortestad, waar zij ook zangdocente was. Ze stierf daar in 1943.