KCO speelt één akte Tristan: taart zonder kers
Het Koninklijk Concertgebouworkest houdt van Wagner. Zaterdagavond 31 augustus stond de tweede akte van Tristan und Isolde op de lessenaars in het Concertgebouw. Het was slechts ten dele een memorabele avond, want één akte is toch een beetje als een taart zonder de kers.
Wagner schreef Tristan und Isolde ongeveer gelijktijdig met zijn energieke en met solisten en koor overladen Meistersinger von Nürnberg. Zijn doel was een opera te schrijven met een beperkte bezetting, eenvoudig te programmeren voor ieder theater, zodat hij eindelijk eens geld kon verdienen.
Het pakte in de praktijk anders uit. De opera ging de boeken in als een buitengewoon moeilijk te bezetten werk. Dat beeld werd nog eens versterkt doordat de eerste Tristan een paar weken na de première overleed; de opera zou te veel van hem gevergd hebben. Twee dirigenten lieten het leven terwijl ze de opera dirigeerden (Mottl in 1911 en Keilberth in 1968) en meer recentelijk werd het vervroegde overlijden van de tenor Gösta Winbergh (1943-2002) ook deels toegeschreven aan het feit dat hij Tristan op zijn repertoire had genomen.
Het Concertgebouworkest speelde dus op safe door slechts de vijf kwartier durende tweede akte te programmeren. In dat bedrijf onder meer de nachtwake van Brangäne, het grote liefdesduet tussen Tristan en Isolde en de ontdekking van het paar door Melot, met daarna de monoloog van koning Marke (aan wie Isolde is uitgehuwelijkt). De akte eindigt wat abrupt met het neersteken van Tristan door Melot.
Het zou muzikaal passender en bevredigender geweest zijn als het concert van afgelopen zaterdag de magistrale ouverture en Isoldes ‘Liebestod’ (derde akte) zou hebben bevatten. In dat geval zou ik het geen ramp hebben gevonden om niet de gehele opera te horen. Nu voelde het geheel als een taart zonder de kers.
De uitvoering zelf was deels zeer geslaagd. Bij Tristan und Isolde draait het uiteraard om de twee protagonisten en daarvoor had het Concertgebouworkest niet de minsten weten te strikken. De inmiddels wereldberoemde sopraan Christine Goerke (een paar maanden geleden nog als succesvolle Brünnhilde te zien bij de Metropolitan Opera en volgend jaar Brünnhilde in de nieuwe Ring in Bayreuth) kroop voor het eerst in de rol van Isolde. Stuart Skelton, een heldentenor uit Australië, die al meerdere Tristans in de grote huizen zong, was haar tegenspeler.
Van de twee overwon Isolde. De gedreven Goerke zong met haar zeer brede stemgeluid een Isolde die naar meer verlangt (een complete Tristan und Isolde staat op de planning, maar het is nog niet bekend waar). Ze kwam met gemak over het luide orkest en speelde haar rol alsof ze op een operabühne stond. Ze was hoorbaar in haar element.
Stuart Skelton was geen slechte Tristan, maar echt overtuigen deed hij mij niet. Wellicht kwam dat doordat hij naar mijn idee weinig moeite deed om zijn rol ook te acteren. Uiteraard is het lastig om in een concertante setting het gevoel op te roepen dat je werkelijk in een rol zit, maar in zijn geval leek hij daar ook niet zijn best voor te doen. Het duet kwam wel voldoende uit de verf.
Wat ook totaal niet hielp, was dat de zangers helemaal achter het orkest geplaatst waren, waardoor er geen intimiteit ontstond. Juist het contact tussen de zangers en het publiek maken concertante uitvoeringen vaak spannender en interessanter dan een operavoorstelling in het theater, die tegenwoordig vaak belast is met een regieconcept dat de bezoeker verplicht tot nadenken over de discrepanties tussen de intenties van de componist (en librettist) enerzijds en de intenties van de regisseur anderzijds.
De grote monoloog van Marke werd door Matthias Goerne uitgevoerd. Hij deed zijn best om te verbloemen dat hij eigenlijk een bariton is, maar dat maakte het wollig en dof. Zijn laagte was conform verwachting niet toereikend, maar gek genoeg waren zijn hoge noten ook minder krachtig dan ik gewend ben van een Marke. Desalniettemin was zijn vertolking beter dan ik verwacht had.
De Brangäne van Claudia Mahnke (die inviel voor Jamie Barton) zong mijns inziens met iets te veel tremolo. De Nederlandse tenor Mark Omvlee (Melot) liet uitstekend horen dat hij klaar is om mee te draaien op mondiaal niveau.
Dat het orkest voor de drie woorden die Kurwenal in deze akte moest zingen de extreem jonge Rus Stefan Astakhov (22 jaar) liet debuteren, verbaasde mij enigszins, maar als hij werkelijk zo getalenteerd is, hoor ik graag meer van hem in de toekomst.
Het geheel stond onder leiding van de Engelsman Daniel Harding, over wie ik op de heenweg naar het Concertgebouw hoorde dat hij na dit seizoen een sabbatical neemt om vlieglessen te gaan volgen. Wellicht keert hij nooit meer terug op de bok, want zijn passie is vliegen en hij zou graag piloot worden. Zaterdag vloog hij met veel bravoure door de prachtige muziek van Wagner. Regelmatig liet hij het orkest de zangers overstemmen, maar ik hoorde ook prachtige kleurschakeringen die je niet vaak uit een orkest hoort. Wat mij betreft was hij samen met Christine Goerke de ster van de avond.