AchtergrondCD-recensies

Discografie: L’elisir d’amore

Als u een operaliefhebber bent, bezit u ongetwijfeld minstens één opname van Donizetti’s L’elisir d’amore. De officiële catalogus vermeldt maar liefst 45 registraties op cd en 12 op dvd, maar er zijn uiteraard meer. Een selectie maken is dan ook onvermijdelijk. Daarom hierbij mijn persoonlijke, subjectieve keuze. Zoals u van me gewend bent.

Uit de oude doos
Men kan niet om Ferrucio Tagliavini heen, een door God gekuste tenore-leggiero prima grazia. Zo zoet als zijn stem klinkt, daar kan geen Mona-toetje tegenop. En zijn tekstbegrip, ach!

Op VAI (4492) werd een complete L’elisir met hem en Alda Noni vastgelegd, opgenomen in Tokyo in 1959. Het zwart-witbeeld moet men voor lief nemen en het geluid is ook niet om naar huis te schrijven. Maar ja, Tagliavini! Als je zijn versie van ‘Una furtiva lagrima’ hoort, dan voel je je in de hemel. Niet minder dan dat.

De dvd met Renata Scotto, Carlo Bergonzi en Giuseppe Taddei (Hardy Classic Video HCD 4014) wil ik speciaal de jongere generatie aanbevelen. Het zijn niet alleen de prachtige stemmen van weleer die imponeren (Scotto, Bergonzi, Taddei – wie zingt ze dit nog na?), het oog krijgt ook het een en ander om te genieten.

Denk maar niet dat ze het toneel opkomen, hun aria met het gezicht naar het publiek zingen en buigen, want dan komt u bedrogen uit. Het is theater pur sang en een beter acterende zangeres dan Scotto moet nog geboren worden.

Het beeld is zwart-wit (de opname is gemaakt tijdens Maggio Musicale Fiorentino in 1967) en het decor is van bordkarton, maar wie maalt er om?

Rolando Villazón
Nu moet ik even voorzichtig zijn. Niemand was zo gek op Villazón als ik, toen ik hem voor het eerst hoorde. Zijn Don Carlo in Amsterdam was van een enorm‘wow’-gehalte. Ik heb hem twee keer geïnterviewd en beide keren was ik onder de indruk van zijn intelligentie en gezond verstand.

Inmiddels zijn we een paar jaar later en allemaal weten we wat er is gebeurd: maar liefst twee keer een carrièrestop! De laatste keer moest hij onder het mes: hij had een bobbel op zijn stembanden.

De operatie scheen goed te zijn verlopen en op 22 maart dit jaar maakte hij zijn langverwachte terugkeer op de operabühne. Als Nemorino in Wenen. Zijn optreden werd met een twintig minuten durend applaus beloond. Leuk nieuws? Helaas. De laatste berichten uit Londen – hij gaf er een recital met opera-aria’s van Händel (toch al niet echt zijn kopje thee) – waren zeer treurig en de recensies vernietigend. Nog steeds hoop ik dat hij zich echt herstelt, want ik heb hem echt lief.

Vooralsnog moeten wij echter de twee dvd’s waarop hij zijn visie geeft op de ‘dorpsgek’ (het zijn mijn woorden niet!) echt koesteren, al ben ik er zelf niet zo vreselijk enthousiast over. Om te beginnen: hij doet aan overacting en daar kan je behoorlijk moe van worden. Zeker in de productie met de mooie Netrebko (Virgin 3633529), vijf jaar geleden opgenomen in Wenen. De oude productie van Otto Schenk is nog steeds leuk om te zien, maar voegt het iets nieuws aan toe? Nee. Geef mij maar Scotto en Bergonzi.

Exact twee maanden later zong hij de rol in Barcelona (Virgin 26727790). Hier gedraagt hij zich iets rustiger, maar echt warm loop ik er ook niet voor. En zijn Adina (Maria Bayo) is zo verschrikkelijk miscast… Zand erover en aanstampen.

En de winnaar is
Ik begon met grote scepsis aan de Parijse voorstelling van L’elisir uit juni 2006 (Bel Air BAC 040). Ik houd niet van Paul Groves (Nemorino) en ben ook niet echt bijzonder gesteld op Heidy Grant Murphy (Adina).

Maar de naam van de regisseur (Laurent Pelly, ik moet hem nog eens mijn liefde verklaren) boezemde mij alle vertrouwen in. Bovendien zong Laurent Naouri de rol van Belcore: daar kan ik ook nooit nee tegen zeggen, de man heeft een charisma van hier tot Tokio! Vind mij nog een man met zo’n grote macho-uitstraling. Belcore ten voeten uit!

Pelly heeft een enorme gave om muziek te illustreren. De noten zijn voor hem het belangrijkste uitgangspunt, hij onderstreept ze als het ware. Daaromheen bouwt hij een verhaal dat van het begin tot het eind boeit en ieder gebaar loopt parallel met de muziek. Hij vergroot alle gevoelens uit zonder ze belachelijk te maken. Er gebeurt van alles en nog wat, maar de meeste aandacht gaat naar de karakters achter de rollen. Daar wordt een mens (ik, in ieder geval) blij van.

Twee cd’s
Mijn geliefde cd-opname is live en verre van perfect (Legato Classics LCD 218-2). Yasuko Hayashi is zo-zo als Adina, zij haalt het allemaal maar net en zet te zwaar aan. Maar de mannen! José Carreras is een droom van een Nemorino – onnozel en hopeloos verliefd. Aan hem is de drank ook goed besteed, hij wordt er werkelijk vrolijk en uitgelaten van.

Geraint Evans zet Dulcamara lekker dik aan en chargeert, maar helemaal in de geest van het karakter. Thomas Allen is een zeer potente Belcore en het orkest en koor uit Covent Garden wordt zeer spiritueel en aanstekelijk gedirigeerd door John Pritchard.

De opname (Londen, 1976) klinkt prima. Als bonus krijgen wij een recital dat Carreras gaf in Carnegie Hall 30 november 1980, waarop hij ook wat minder bekende aria’s en liederen zingt, onder meer uit Lady Chatterton van Leoncavallo en Pietra del Paragone van Rossini.

De andere, door mij zeer gewaardeerde opname is de live-uitvoering uit Glyndebourne 1962 (GFOCD 005-62). Niet zo lang geleden werd het op het eigen label van het befaamde operafestival uitgebracht.

Adina betekende de internationale doorbraak van Mirella Freni. Begrijpelijk, als je hoort hoe prachtig zij gestalte aan die rol geeft: charmant en geestig laat zij haar prachtige lyrische, jonge meisjessopraan bloeien en haar hoogte is stralend.

Luigi Alva was door zijn fluwelen timbre en perfecte coloratuurtechniek een in de tijd zeer gevraagde Mozart- en Rossini-tenor en ook Donizetti past hem als een handschoen. Zijn ‘Una furtiva lagrima’ klinkt misschien iets minder zoetgevooisd dan die van Tagliavini of Schipa, maar zijn invulling van het karakter van Nemorino is formidabel.

Sesto Bruscantini is zonder meer één van de beste Dulcamara’s uit de geschiedenis en Enzo Sordello een zeer mannelijke Belcore.

Vorig artikel

‘When I am laid’ favoriete aria Engeland

Volgend artikel

Griekse liefdesliederen overtuigen niet

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

6Reacties

  1. Steven SURDÈL
    17 juni 2010 at 10:41

    Helemaal eens ben ik het met de aanprijzing van Scotto en Bergonzi op de Hardy Classic DVD. En wat misschien wel het belangrijkste is: zelfs bij zo’n, soms wat weggewuifd, oudje doet het er niet toe dat alles in zwart/wit is opgenomen, want de kwaliteit van de gecombineerde acteer- en zangprestaties geeft altijd de doorslag. Niet dat geforceerde ‘naar het publiek toe’ zingen, nee, gewoon doen wat je in een natuurlijke omgeving ook zou doen.
    Vandaar nog maar eens wat reclame voor de beide zwart/wit DVD’s (VAI)met Simionato in Cavalleria rusticana en Aida, beide ooit op TV in Japan, MET Japanse ondertitels (nou ja, ‘onder’). Maar ook daar kijk je meteen gefascineerd doorheen om ze vervolgens niet meer op te merken. Een schoolvoorbeeld voor elk talent dat zich de ware kneepjes wil eigen maken.

  2. Maria Winkler.
    23 juni 2010 at 13:04

    Het valt mij op dat de naam van de voor mij grootste tenor aller tijden n.l. Mario del Monaco nooit word genoemd. Kan hier niet eens een keer aandacht aan worden besteed.Ik zal u daar zeer dankbaar voor zijn. Met vriendelijke groet . Maria.

  3. Basia Jaworski
    23 juni 2010 at 14:51

    Beste Maria,

    heb je mijn discografie van La Fanciulla del West gelezen?

    http://www.operamagazine.nl/featured/3902/huilen-snikken-schreeuwen-brullen-smeken/

    Mario del Moncao heeft, voor zover ik het weet, nooit L’Elisir d’Amore gezongen

  4. Kevin
    23 juni 2010 at 22:06

    Never mind del Monaco: what about Pavarotti as Nemorino?????

  5. Victor Baarn
    19 maart 2012 at 10:52

    Als liefhebber van de Italiaanse bas Paolo Montarsolo heb ik uiteraard de dvd van L’elisir d’amore die hierboven gerecenseerd wordt (laat net de bij de grote aria voor Montarsolo het beeldmateriaal verloren zijn gegaan…). Tagliavini kende ik vaag van naam als een oudje van vroeger. Met verbijstering zitten luisteren en kijken naar hem. Dat is pas zingen zeg, wat een grandioze tenor! Wat een stijlgevoel. En dan dat acteren, niks met het gezicht naar het publiek staan en handje omhoog bij de hoge noot, nee, werkelijk acteren, gericht zijn op je medezangers i.p.v. naar het publiek. Met open mond zitten luisteren en kijken.

    De opname met Renata Scotto, Carlo Bergonzi en Giuseppe Taddei ken ik niet van dvd maar van cd. Namelijk een uitgave op het label Myto Records. Een prachtige stereo opname. Alleen het orkest (basgeluiden) klinkt af en toe een beetje bonkig. Voor de rest DE L’elisir d’amore. En wat een heerlijke mooie warme vaderlijke stem heeft de bas Carlo Cava toch. Altijd een genot om naar te luisteren, vreemd dat hij niet wat bekender is geworden.